Narcis (Latijnse naam Narcissus) is een geslacht van bolgewassen uit de narcisfamilie Amaryllidaceae. Deze naam is afkomstig uit de Griekse mythologie en gaat over de jonge jager Narcissus die nooit de liefde van iemand ander wil beantwoorden en uiteindelijk verliefd wordt op zijn eigen weerspiegeling in het water. Hij denkt niet meer aan eten of drinken, alleen nog maar aan zichzelf. Uiteindelijk kwijnt Narcissus helemaal weg en sterft.  Het enige wat volgens de mythe van hem overblijft, is een bloem. Geel van binnen en omringd met witte blaadjes. Juist, een Narcis!
Je vindt narcissen in vele soorten en kleuren: roze, oranje, rode, witte of gevlekte, dubbelbloemige bloemen, met grote gele trompetten of met trosjes van gele of witte bloemetjes. In tegenstelling tot bij de leliefamilie komt bij deze familie een onderstandig vruchtbeginsel voor.
Narcissen zijn voorjaarsbollen en hebben een koude rustperiode nodig. Je plant ze in het najaar, oktober – december.  Ze komen dan, naar gelang de weersomstandigheden uit in het voorjaar, maart-april-mei.
 
Soorten Narcissen
Je vindt Narcissen in vele verschillende soorten, in maar liefst 12 categorieën. Met witte of gevlekte, dubbelbloemige bloemen, met grote gele trompetten of met trosjes van gele of witte bloemetjes.
 
Verzorging
Narcissen staan graag op een lichte standplaats. Op een zonnige plek zullen ze eerder gaan bloeien dan op een plek met veel schaduw. Geef ze regelmatig water. Het is verstandig om uitgebloeide bloemen eraf te knippen, zo wordt alle energie in de bol opgeslagen.
 
Tweede leven
Als de bloemen uitgebloeid zijn, hoeft dit niet het einde van de bloembol te betekenen. Veel Narcis soorten zijn geschikt voor verwilderen, dat wil zeggen dat ze na de bloei kunnen blijven staan in de grond.
Laat ze dan rustig staan en geef ze af en toe (zeker niet teveel) water. Zodra het jaar erop hun groene kopjes boven de grond uitsteken, kun je weer bloeiende narcissen verwachten.